26 — 29.05.2023

Alex Baczyński‑Jenkins Warschau-Berlijn

Untitled (Holding Horizon)

durational performance / dans

Omnisportzaal Rad

Toegankelijk voor rolstoelgebruikers met assistentieZitplaatsen zonder rugleuning | ⧖ ±3h | €18 / €15 | Kan luide muziek bevatten

Een lege ruimte, een lichtbron. Navigerend tussen zichtbaar en onzichtbaar articuleren vijf dansers een subtiele choreografie rond verlangen en onderlinge afhankelijkheid. Alex Baczyński-Jenkins maakt gebruik van de box step (een basispas in verschillende dansstijlen) en bewegingen uit de clubcultuur om een dynamiek te creëren rond queer verlangen, wisselend tussen desoriëntatie en collectiviteit. Licht en geluid veranderen constant van intensiteit, sfeer en volume en roepen steeds verschuivende associaties op. Een gelaagde soundscape shuffelt tussen gesyncopeerde zwermen insecten en vogels, liefdesliedjes, experimentele elektronica, dansmuziek en avantgarde uit de jaren ‘70. Untitled (Holding Horizon) doet denken aan een rave, een spookachtige samenkomst, een viering en een rouwritueel, een militante bijeenkomst, een pastorale fantasie. Een unieke, drie uur durende ervaring waarbij onze beleving door de tijd wordt vervormd. Gepresenteerd in een Brusselse sportzaal die binnenkort wordt afgebroken, materialiseert Untitled (Holding Horizon) een clandestiene ruimte waar er kan worden onderhandeld over verlangen, en waar de bewegingen, ontmoetingen en affecties van een queer gemeenschap worden versterkt.

read more

Queerness als horizon vol mogelijkheden

De combinatie van queerness en underground club scenes is het vertrekpunt van Alex Baczyński-Jenkins’ Untitled (Holding Horizon), een drie uur durende performance waarin een groep dansers op basis van de boxstep in verschillende formaties samen door het schemerduister bewegen. Met bewegingen die doen denken aan vogueing en met genderfluïde outfits en lichamen, is Untitled (Holding Horizon) een tijdelijke queer club, een ruimte waarin lichamen even elkaar kunnen vinden en met elkaar mee kunnen deinen op dezelfde beat.

Verlangen is in het werk van Baczyński­-Jenkins meer een politieke zoektocht. Wanneer je weet dat de choreograaf deels afkomstig is uit Polen, waar de voorbije jaren lgbtq­vrije zones werden afgekondigd, dan wordt het performen van een undergroundplek waar mensen van eender welke genderexpressie of geaardheid elkaar kunnen ontmoeten en zich uitleven, een rechtstreekse politieke geste.

Er schuilt ook een dieper politiek vermogen in deze durational performance. Al te vaak wordt queerness an sich als een politiek statement beschouwd, of zichtbaarheid als automatisch positief, of keert een queer plek of werk zich af van de rest van de wereld vanuit het verlangen naar een veilige bubbel. Maar wat is queerness eigenlijk? Is deze term, afkomstig uit de kritische en performancetheorie van de jaren 1990 en 2000, aan inflatie en devaluatie onderhevig nu hij sinds een aantal jaren te pas en te onpas in mainstreamcontexten wordt gebezigd? Als we een begrip echt koesteren, gaan we er beter spaarzaam en genuanceerd mee om.

De low-key esthetiek van Untitled (Holding Horizon) biedt ook die ruimte voor precisie, voor een complexer begrip van queerness. Het idee van een ‘queer identiteit’ is haast een oxymoron. Net zoals mannelijkheid en vrouwelijkheid categorieën zijn die geperformed worden, maar nooit helemaal ‘perfect’ uitgevoerd, zo is queerness eerder een horizon, een proces van steeds opnieuw ontwrichten, verdraaien, ernaast wíllen zitten en zo bewust tussen de mazen van het burgerlijke net glippen.

Untitled (Holding Horizon) is een sterk voorbeeld van de visie van performancetheoreticus José Muñoz dat queer esthetiek een pad uitstippelt naar toekomstige sociale relaties. Het gaat dus steeds om een ‘nog niet’, om een ideaalbeeld, om een potentialiteit die geperformd wordt in de hoop een verbeelding voor andere toekomsten te prikkelen. Het is dus precies in dat ‘nog niet’ dat de diepere politieke kracht in deze voorstelling schuilt. Untitled (Holding Horizon) is geen echt feestje, maar eerder het verlangen ernaar: het draait letterlijk om het openhouden van een horizon waarin anders samengeleefd kan worden, waarin levens andere vormen kunnen aannemen. De nachtclub als token voor de undergroundscene lijkt dan ook de plek bij uitstek: het zijn de bars, clubs, cruising spots waar lichamen elkaar vinden, in het duister, op de beats van minimal techno en house. Dit besloten feestje, waarvan de duur en de uithouding duidelijk maken dat het niet zomaar een vrijblijvende bijeenkomst is, is als een donkere spiegel voor de openlijke, grootse en steeds commerciëler getinte prides. Is het een kiem voor een grotere parade, of eerder een terugkeer naar de ontwrichtende kern, weg van de commerce en stereotiepen?

Je zou deze performance kunnen lezen in termen van wat filosofe Judith Butler beschreef in haar Notes Toward a Performative Theory of Assembly. Bijeenkomsten, zo schrijft ze, ‘strive for modes of life in which performative acts struggle against precarity, a struggle that opens up a future in which we might live in new social modes of existence, sometimes on the critical edge of the recognizable, and sometimes in the limelight of the dominant media – but in either case, or in the spectrum between, there is a collective acting without a pre-established collective subject, rather the we is enacted by the assembly of bodies, plural, persisting, acting, and laying claim to a public sphere by which one has been abandoned.’ Butler doelt hier vooral op protestbewegingen, maar die kunnen volgens mij veel meer vormen aannemen dan de typische manifestaties op straat. Er zijn veel soorten ‘performative acts’, niet alleen op straten en pleinen, maar ook in semipublieke of minder gemediatiseerde en zichtbare plekken waar mensen bij elkaar komen, zoals in de schemering van een club of theaterzaal.

Wat ook resoneert met voorstellingen die feesten ‘performen’, en putten uit het queer nachtleven, is de utopische zoektocht naar nieuwe sociale levensvormen. De meer genuanceerde werken die twijfelen tussen zichtbaar en onzichtbaar, zoals dat van Baczyński­-Jenkins, maken duidelijk dat het niet alleen voor lgbtq­gemeenschappen soms moeilijk kan zijn, maar voor het gevoel van ‘gemeenschap’ an sich. Wat ‘abandoned’ is, in tijden van gemediatiseerd en polemisch neoliberalisme, is het sociale zelf. Het gaat dus voorbij aan queerness for queerness’ sake: een ruimte waar lichamen elkaar kunnen vinden, en waar een niet vooraf bepaalde ‘wij’ zich kan ontplooien, is universeler dan dat.

Ondanks de undergroundvibe voelt Untitled (Holding Horizon) daarom dus niet exclusief aan. Integendeel, de choreografie heeft iets opens en uitnodigends, ze genereert een ruimte waar je op je gemak kunt staan, liggen, meedeinen, terwijl je baadt in de atmosfeer gecreëerd door muziek en licht. Maar zoals Muñoz ook weet, moeten we voor ogen houden dat queerness, net als utopieën, gedoemd is om te mislukken. Ook die laag van ongeluk en de moed der wanhoop schemert door in Untitled (Holding Horizon). Baczyński-Jenkins lijkt zich bewust van het feit dat het een performance blijft, een horizon, een theoretische toekomst die zich opent voor de duur van de voorstelling maar zich daarna weer sluit. De sobere, eenvoudige vorm, het voortdurende halfduister, de boxstepchoreografie die maar blijft gaan zonder een moment rust te vinden: het suggereert dat we iets bijwonen wat zich nog niet in het volle licht kan of wil bewegen, en dus aan de horizon blijft schemeren. De muren van het theater gebruiken om een uitzonderingssituatie te creëren is voor voorstellingen als deze een voorwaarde om een politiek, sociaal potentieel op te zoeken en de utopie te denken, maar door haar afgezonderde positie is ze dus per definitie eindig en ‘utopisch’ in de zin van onwerkelijk.

Een paradox of op zijn minst onontkoombaar aspect van feestvoorstellingen is dus de verhouding tussen utopie en praktijk. Hoe breng je de status van een voorstelling die iets geconcentreerd en geïsoleerd in een tijd en ruimte met een publiek deelt, in overeenstemming met de bredere, maatschappelijke realiteit? Betekent een gemeenschap in haar feestende vorm ensceneren automatisch een stap vooruit in de emancipatie of bevrijding van die groep? Doordat de voorstelling utopisch is, wordt ze een beetje als een theorie tegenover de praktijk van het leven. Hoe zou de band tussen theorie en praktijk, tussen voorstelling en leven, tussen the club en the day after er dan kunnen uitzien? Misschien komen we zo weer bij die aloude vraag naar de politiek van het theater terecht. Jill Dolan schreef over utopische voorstellingen en feestjes dat dat gevoel van utopie niet uitgesmeerd is over de hele avond of nacht, maar eerder is als een flits waarin je voelt dat het mogelijk is dat alles kan veranderen. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat, net zoals in Untitled (Holding Horizon), dat politieke zich niet zozeer aan de oppervlakte van de gerepresenteerde feestende gemeenschappen bevindt, maar wel in een eerder fundamenteel gevoel van verbondenheid, van een mogelijke sociale band. Want die band lijkt meer beschadigd te zijn dan we soms denken. Dat is misschien wel de kern van de zaak van de feestvoorstellingen en hun focus op plezier en samenzijn: ze gaan op zoek naar momenten waarop gedeeld plezier telkens weer een bron van energie wordt om met de moed der wanhoop te blijven kijken naar utopische horizonten.       

Extract van “Een dramaturgie van verlangen: Wat is het transformatieve potentieel van feestvoorstellingen?”. Geschreven door Kristof van Baarle, en gepubliceerd in Etcetera 171, maart 2023.

*Een durational performance is een voorstelling die gebruik maakt van de duur en het verstrijken van de tijd. De volledige ervaring wordt aanbevolen, maar je kan vrij buitengaan en weer binnenkomen indien gewenst.

 

Presentatie: Kunstenfestivaldesarts, Stad Brussel
Choreografie: Alex Baczyński-Jenkins | In samenwerking met en uitgevoerd door: Aaa Biczysko, Arad Inbar (26-27.05), Ewa Dziarnowska (28-29.05), Rafał Pierzyński, Ronald Berger, Sigrid Stigsdatter | Ontwikkeld met: Aaa Biczysko, Rafał Pierzyński, Sigrid Stigsdatter, Tiran Normanson | Productieleiding: Ola Knychalska | Live geluid en licht: Krzysztof Bagiński | Research geluid: Jana Androsova, Krzysztof Bagiński, Tobias Koch, Filip Lech | Stijladvies: Rafał Domagła | Studio directeur: Andrea Rodrigo | Studio manager: Sarie Nijboer | Spreiding: Something Great
Ontwikkeld in het kader van Kems residentie bij Ujazdowski Castle Centre for Contemporary Art, Warschau
Oorspronkelijk in opdracht van Frieze Artist Award 2018, in partnerschap met Delfina Foundation en gepresenteerd in het kader van Frieze Projects, gecureerd door Diana Campbell Betancourt
Performances in Brussel met de steun van het Pools Instituut Brussel

website by lvh