23 — 27.05.2023
Hoe vindt een kunstenaar met buitenlandse roots zijn weg in het Belgische kluwen? In 2019 realiseert Ahilan Ratnamohan – in Sydney opgegroeid en met Sri Lankaanse roots – zich dat hij, ondanks het feit dat hij reeds zeven jaar in België woont, geen enkele Waalse vriend heeft en dat alles wat hij weet over Walen hem verteld is vanuit een Vlaams perspectief. Door Frans te leren en zich onder te dompelen in de Waalse cultuur vraagt Ratnamohan zich af of hij Belg zal kunnen worden, écht Belg, wezenlijk Belg. Hij leert speciaal voor deze voorstelling de Franse taal en serveert ons via grappige en pijnlijke anekdotes zijn wedervaren als Vlaamse kunstenaar in Franstalig België. Hij probeert zijn Vlaamse identiteit van zich af te schudden, een identiteit die hem bijna ongewild is toegeschreven door het leren van het Nederlands en zijn voornamelijk in Vlaanderen gevestigde artistieke praktijk. Via deze oefening deconstrueert Ratnamohan de verdeling van België, een eigenzinnig avontuur dat aansluit bij zijn eerdere artistieke projecten rond het leren van talen en op markante wijze de identiteit van het festival weerspiegelt. Ratnamohan reflecteert daarmee ook over zijn eigen identiteit: die van een Engelstalige migrant, een Vlaamse voorbijganger, een als Vlaams bestempelde kunstenaar.
Een taal leren als performance
Gesprek met Ahilan Ratnamohan
Vanuit welk verlangen is dit project ontstaan?
Ik begin meestal te werken zonder eindproduct voor ogen. Het vertrekpunt is de verwondering over hoe ‘Vlaams’ ik ben geworden. Toen ik tien jaar geleden van Australië naar België kwam, heb ik me geëngageerd om Nederlands te spreken, vanuit een sympathie voor wat ik als de minder hegemonische taal beschouwde. Nu blijkt mijn volledige netwerk in België – persoonlijk en professioneel – Nederlandstalig te zijn. Bovendien is het Nederlands in een culturele en economische context helemaal niet minder machtig. De Brusselse straten, waar ik Frans hoor, steken soms schril af tegen de Vlaamse kunstencentra waarnaar ik wandel. Ik wilde dus – ietwat naïef – leren wat een Franstalige cultuur inhoudt. Ik heb me erin ondergedompeld; bijvoorbeeld de vorming van de Vivaldi-regering heb ik via de Franstalige radio gevolgd.
Vanwaar die gevoeligheid voor de taal als machtsinstrument?
Als Engelstalige heb ik altijd al een zekere macht gehad – ik noem het ‘imperial guilt’. Daartegen probeer ik me te verzetten. Ik wilde bij mijn aankomst in België dat mensen Nederlands met me spraken. Ondertussen druk ik me – zeker over mijn kunstpraktijk, die hier vorm kreeg – beter in het Nederlands uit dan in het Engels. Maar als ik in Brussel met een Franstalige wilde spreken, moest ik weer naar het Engels grijpen. Deze voorstelling doet me extra hard beseffen hoe complex taaldynamieken zijn; mijn weigering om Engels te spreken, kan botsen met iemands aversie voor Frans, bijvoorbeeld omdat er een koloniale geschiedenis aan vasthangt.
Je leert Frans in functie van een voorstelling, die je maakt in functie van een persoonlijk (taal)onderzoek. Je voert een constructie zo ver door tot ze natuurlijk wordt.
Inderdaad, alles staat ten dienste van alles. Dat doet me denken aan een vlogger die zijn poging documenteerde om voetballer te worden. De video’s hielpen hem om discipline te hebben, omdat er altijd een publiek was. Hij creëerde een context om te doen wat hij ook zonder publiek zou willen. Eigenlijk worden ook de partners voor dit project medeperformers. Ik vraag hen om Frans met mij te spreken en woon zelfs productiemeetings bij, die ik anders zou vervangen door een efficiënte mail. Zo daag ik mezelf uit om Frans te spreken, maar óók de partners – van wie sommigen anders Nederlands of Engels zouden verkiezen.
Wanneer stopt het performen?
Een taal spreken is continu performen. Dat doen we allemaal, maar dan op microniveau. Er zijn best veel momenten in een gesprek dat je iets niet begrijpt, zonder dat te laten weten – eigenlijk is dat bluffen. Neem nu die productiemeeting: ik wéét dat ik daar vragen mag stellen, maar er is ook een kantelpunt. Als ik te veel niet begrijp, zullen anderen sneller naar het Engels overschakelen.
Daar wordt taal zelf performatief. Ze creëert een sociale context, waarin sommige dingen niet en andere wel kunnen worden gezegd.
Taal heeft bovendien een fysieke component, ze vormt je mond. De mijne heeft zich gekneed naar het Australische Engels, ik moet ze forceren om Frans te spreken. Het Tamil, de taal van mijn Sri Lankaanse ouders, kent drie verschillende l’en en n’en, die je op een andere plaats in de mond vormt. Om sommige klanken te kunnen produceren, heb ik vijf jaar moeten oefenen. Die lichamelijke training raakt dan weer aan choreografie. In hoeverre moet ik mijn lichaam vervormen om een taal machtig te worden? En waarom doe ik dat, terwijl ik toch Frans met een Australisch accent zou kunnen spreken?
Je fysieke transformatie legt een prikkelende vraag bloot: vanaf welk punt op het continuüm ben je een taal machtig?
Volgens mijn dramaturg zal ik nooit perfect Frans spreken. Maar je kunt je afvragen wat die standaard is en wie ze bepaalt. In La Balsamine voer ik zonder moeite productiegesprekken in het Frans. Als ik bij Globe Aroma ga repeteren voor een andere voorstelling (Le Maillot – One Size Fits All, red.), ontmoet ik er sprekers uit verschillende uithoeken van de wereld en lukt dat moeilijker. Stefan Hertmans schreef dat de standaardtaal één van de laatste inclusieve plekken is. Kan kloppen, maar als taalleerling heb ik op de radio óók nood aan dialectische stemmen. Ik zou niet ver komen als ik pakweg een West-Vlaming ontmoet.
Eerder trok je naar Letland, waar je het Lets leerde voor een monoloog, The Perfect Migrant. Fungeert dat project als model voor Une Traduction Infidèle?
Ik zou van land tot land kunnen gaan om overal een voorstelling te maken in een andere taal. Maar ik wil vermijden dat er een formule ontstaat. Het Letse project kwam voort uit mijn verliefdheid voor de taal en cultuur. Ik wilde die beheersen en daarmee onderzoeken hoe krachtig taal kan zijn. Op straat in Letland ben ik zowat de enige bruine persoon. Is taal dan sterk genoeg om mijn huidskleur of culturele achtergrond te overstijgen? Misschien exotiseerde ik de Letse cultuur, maar deed het publiek hetzelfde met mij, die bruine gast die Lets kwam spreken. Die grens is gevaarlijk maar ook vruchtbaar; ze bevat zowel schoonheid als kritisch potentieel.
Dient deze voorstelling ook om je horizon in het kunstenveld te verbreden?
De grens tussen het Vlaamse en Franstalige cultuurlandschap blijft erg strikt. Ik heb nog nooit in Wallonië gespeeld. Dit project wil ik dus ook gebruiken om een relatie met het Franstalige kunstenveld op te bouwen. Ik voel me thuis bij La Balsamine, resideer bij Théâtre de Liège, heb een klein theater in Binche bezocht. Om de taal te spreken, werkte ik zelfs even op een Waalse boerderij. Maar uit een systeem breken is ook voor een kunstenaar complex. Ik gaf dit voorjaar een reeks lezingen: Should Have Been My Mother Tongue. Die zijn niet academisch maar óók geen performances. Toch vraagt het publiek mij: speel je ze nog?
Hoe zou je Une Traduction Infidèle omschrijven?
Ik noem het, wat onsexy, een ‘language learning performance’. (lacht) Maar misschien is die naam te reducerend; ik hoop dat de tekst ook los van de oefening in het Frans overeind blijft. Wel wil ik een minimalistische vorm behouden, die de focus op de taal behoudt. Voor mij als artiest zijn die ‘taalrepetities’ wel paradoxaal. De perfectionist in mij krijgt het gevoel dat hij valsspeelt, omdat elke fout deel uitmaakt van de taalles. Maar de enige fout die de performer in mij kan maken, is om niet trouw te blijven aan de oefening.
- Interview door Gilles Michiels
- Maart 2023
- Gilles Michiels is freelance theaterjournalist bij o.a. De Standaard en kernredacteur bij het cultuurtijdschrift rekto:verso.
Tickets zijn nog beschikbaar bij Kaaitheater or La Balsamine
Presentatie: Kunstenfestivaldesarts, La Balsamine, Kaaitheater
Concept en performance: Ahilan Ratnamohan | Dramaturgie: Petar Sarjanović | Choreografie: Rayuela Ratnamohan | Kostuumadvies: Anne-Catherine Kunz
Productie: La Balsamine | Coproductie: Kaaitheater
Met de steun van: La Bellone, Théâtre de Liège
Ahilan Ratnamohan wordt productioneel begeleid door ROBIN Brussels