22 — 26.05.2022
Snelle en trage kronkelende heupbewegingen wisselen elkaar af en vloeien over in soepele golven van de lendenen. De choreografie van de Frans-Ivoriaanse kunstenares Nadia Beugré laat vijf dansers enkel vanuit hun rug zien. Ze haalt daarvoor inspiratie uit danstechnieken en -stijlen waarbij voornamelijk het bekken wordt gebruikt. Door het nadrukkelijke gebruik van het achterwerk stelt ze in vraag wat doorgaans als mannelijk wordt beschouwd. De genderkwestie is steeds verborgen aanwezig in het werk van Nadia Beugré. In L’Homme rare wordt het op een meer expliciete manier aangepakt: de mannelijke / vrouwelijke kenmerken worden omgewisseld en de aandacht voor het lichaam en de eigenschappen die we aan bewegingen van het lichaam toedichten, worden in vraag gesteld. Vertrekkend van een spel dat onze perceptie over gender op de helling zet, duwt de choreografe ons in een voyeuristische rol. Ze legt hiermee de link naar haar research omtrent de historische en actuele benadering van het lichaam, meer specifiek het zwarte en mannelijke lichaam. Aan de basis van L’Homme rare ligt een reeks foto’s van slavenmarkten in Ivoorkust die de kunstenares heeft onderzocht. Zo wordt de voorstelling ook een reflectie over de commerciële blik op die zwarte lichamen. Een blik die Europeanen er tot op vandaag op nahouden.
Ambiguïteit zit in elk van ons verborgen
Een gesprek met Nadia Beugré
Na verschillende stukken die gewijd zijn aan vrijgevochten, sterke en strijdlustige vrouwen, zet je nu, in een tegengestelde beweging een groep mannen op hakken op scène. Wat wil je precies deconstrueren in hun mannelijkheid?
Ik weet niet wat vrouwelijkheid of mannelijkheid precies betekent. Het zijn uiteindelijk heel relatieve begrippen. Mannen dragen allemaal een vrouwelijkheid in zich waaraan gewerkt moet worden, die in vraag gesteld moet worden, wat de definitie die we eraan willen geven ook is. Ik stel vast dat vrouwen vaak gereduceerd worden tot hun billen, hun lippen of hun heupen en dat ik me niet wilde beperken tot deze stereotype weergave van gender. Vanaf het moment dat een man met zijn bekken danst, vanaf het moment dat hij heupwiegend loopt of dat hij iets te golvend beweegt, wordt het als een teken van homoseksualiteit gezien. Hakken zijn vandaag zeker vrouwelijke accessoires, wat trouwens in de geschiedenis niet altijd het geval was, maar het was vooral een manier om deze mannen uit te dagen, om hen in gevaar te brengen. Ook hier probeer ik nog steeds het voor de hand liggende te omzeilen: hakken hoef je niet aan je voeten te dragen, je kunt ze gebruiken zonder dat je ze hoeft te zien. Het draait erom de vrijheid te zijn, te dansen, zich uit te drukken als kloppend hart van de voorstelling te zien.
De vijf mannen staan met hun rug naar het publiek. Wat gaf aanleiding voor deze keuze? Drukt de rug evenveel uit als een gezicht?
Ik hou ervan radicaal te zijn en in deze voorstelling doe ik dat door de performers op scène te zetten met hun rug naar het publiek. Ik vind dat we teveel onze gezichten tonen terwijl ik de achterkant van de lichamen wilde laten zien en begrijpen wat het voor het publiek betekent om gefrustreerd te zijn, om iets niet te zien. Frontaal werk voelt voor mij altijd onnatuurlijk aan, ik probeer frontaliteit te omzeilen om het publiek uit hun comfortzone te halen. Mensen voelen zich te snel op hun gemak, ze nemen alles voor lief. Ik wilde een zekere kwetsbaarheid, een onbekende factor aanbrengen in de voorstelling. De rug tonen betekent natuurlijk het zicht belemmeren, tonen dat we niet alles zeggen; niets frontaal doen dat betekent vragen opwerpen. Degene die achteraan staat is altijd nieuwsgierig naar wat vooraan gebeurt en wil grenzen doorbreken om te zien wat er zich afspeelt.
De naaktheid op scène is een andere radicale keuze. Was het voor jou moeilijk om dit van de dansers te vragen?
Een rug tonen is inderdaad ook het achterwerk laten zien. In het begin was ik bang omdat sommige dansers weerstand boden en er moeite mee hadden. Twee lichamen die tegen elkaar gedrukt staan, zeker dat van twee mannen, het is niet vanzelfsprekend in onze cultuur. Ik hou er desondanks van risico’s te nemen en zet mijn medewerkers aan om te gaan waar ze van zichzelf niet dachten te gaan. Naakt dansen interesseert mij alleen maar als het me in staat stelt iets anders te doen dan dansen met kleren aan. Zonder te vergeten dat naakte lichamen al hun eigen karakter en symboliek hebben. We worden naakt geboren en sterven naakt, en dit is ook wat ik hier onderzoek. Ik wil bijvoorbeeld stukjes witte stof gebruiken, iets wat tussen linnengoed en een lijkwade zit, de eerste getuige van een geboorte en een doek waarin we een dode wikkelen.
Je stijl geeft doorgaans aanleiding tot energieke, zeer fysieke en soms gewelddadige lichamelijkheid. Kunnen we deze keer dezelfde intensiteit verwachten ondanks de sensuele stijl?
Wanneer er over mijn dans gesproken wordt, gaat het vaak over de kracht maar dat betekent niet noodzakelijk dat ik met mijn spieren dans. Ik kan bezeten zijn en ik kan zelfs in trance gaan. Er zit evenveel schoonheid en spiritualiteit als fysieke energie in mijn bewegingen. Deze toestanden zijn zeker eigen aan mijn choreografische stijl maar ze veranderen ook in functie van de verschillende energieën en soorten lichamen van de dansers. De sensualiteit hangt af van veel zaken, de smaak, de leeftijd, de seksuele geaardheid… Ze ligt niet per se in de traagheid of in de loomheid van een beweging. Het is zeker dat ik niet op zoek ben naar virtuositeit, ik zoek iets anders, iets wat vooral toont dat deze mannen leven en dat ze het leven dat ze leiden, zijn.
Je haalde inspiratie uit verschillende dansstijlen uit stedelijke contexten, in het bijzonder uit Brazilië, die net ingaan tegen de mannelijke normen. Welke lichamen beelden deze stijlen uit?
Wanneer ik onderzoek doe, ga ik graag ter plaatse om mensen te ontmoeten, of ze nu in een mijnstreek wonen of in favela’s. In de Braziliaanse sloppenwijken heb ik jonge mannen zien dansen. Hun dansen deden me denken aan bepaalde aspecten van feestelijke dansen uit het Afrikaanse continent. Mannen hebben er een bekken dat voortdurend beweegt, ze spelen met hun nieren, ze golven. Ik had zin om te kijken naar wat zich achter hun billen afspeelt, om hen ergens te ontsluieren, om mijn slechte te kant te laten zien. Ik wilde om die reden werken met stevige mannen, met dikke billen, zwarte dansers die op zich al buitengewone lichamen hebben. Ik heb geen audities georganiseerd. Daouda heb ik ontmoet in een workshop in Mali; Nadim in Tunis; Lucas had ik zelfs niet zien dansen, ik vond gewoon dat hij een vreemd gezicht had; en Vadel was dj in de Roukasskass Club die ik in het Centre de Développement Chorégraphique National van Château-Thierry op touw had gezet.
Wie is die zeldzame man (verwijst naar de titel van het stuk L’Homme rare) uiteindelijk? Bestaat hij?
Ik slaag er niet echt in hem te benoemen, ik kan hem niet omschrijven of vastpinnen omdat de ziel geen kleur heeft, we kunnen hem niet op voorhand beschrijven. Hij kan bestaan in ieder van ons, maar hij is niet tastbaar. In het begin associeerde ik hem met zeldzame materie, zoals goud of petroleum, met iets wat het waard is een verplaatsing te maken, iets wat we alleen kunnen zien als we de moeite doen om ernaar te gaan kijken. De zeldzame man ontsnapt aan categorieën, het zou Jezus kunnen zijn, of Laurent Gbagbo of Bob Marley. Het heeft vooral iets te maken met waardigheid, met bewustzijn, met uniciteit, maar ook met de ambiguïteit die in elk van ons verborgen zit en die we niet beheersen.
- Interview door Florian Gaité, april 2020
- Interview gepubliceerd naar aanleiding van het Festival d’Automne à Paris in juni 2021
Presentatie: Kunstenfestivaldesarts, La Balsamine
Creatie, choreografie: Nadia Beugré | Performers: Lucas Nicot, Daouda Keita, Nadim Bahsoun, Tahi Vadel Guei, Marius Moguiba | Technische leiding, lichtonwerp: Anthony Merlaud | Licht: Beatriz Kaysel Velasco | Externe coaching: Faustin Linyekula | Uitvoerende productie: Libr’Arts / Virginie Dupray
Productie: Studios Kabako & Latitudes Contemporaines
Coproductie: Kunstenfestivaldesarts, Théâtre de la Ville, Festival d’Automne à Paris, Montpellier Danse 2019/2020 | Residenties: Agora – cité internationale de la danse, residenties gesteund door: Fondation BNP Paribas, CCN2 – Centre Chorégraphique National de Grenoble, Centre Chorégraphique National d’Orléans (directie Maud Le Pladec), Kunstencentrum Vooruit, Musée de la Danse – Centre Chorégraphique National de Rennes et de Bretagne, BIT Teatergarasjen, Théâtre de Nîmes | Met de steun van: L’échangeur CDCN Hauts-de France (Studio Libre) en DRAC Occitanie – French Ministry of Culture and Communication