31.05 — 03.06.2023

Kepler‑452 Bologna

Il Capitale. Un libro che ancora non abbiamo letto

theater

Théâtre Les Tanneurs

Aankomst met rolstoel te bevestigen bij reservatie online of via het ticketbureauToegankelijk voor rolstoelgebruikers | Italiaans → FR, NL, EN | ⧖ 1h40 | €18 / €15

Op een zomerochtend in 2021 ontvangen 422 arbeiders van een Italiaanse fabriek een e-mail: ze zijn op staande voet ontslagen. Sindsdien bezetten de arbeiders de fabriek en organiseren ze kantine- en bewakingsshifts om te verhinderen dat de productie wordt verhuisd naar landen met lagere loonkosten. Theatergroep Kepler-452 woonde een van de eerste solidariteitsmeetings bij. Aanvankelijk om materiaal te verzamelen voor een stuk geïnspireerd op Karl Marx’ Het Kapitaal, maar al snel blijkt hoe groot de kloof is tussen de theorie en het echte leven. Na maanden samen in de bezette fabriek te hebben doorgebracht, ontstaat er een nieuw stuk: Het Kapitaal. Een boek dat we nog niet gelezen hebben. Een voorstelling gemaakt met en gespeeld door de arbeiders, die vertellen hoe ze hun identiteit terug proberen op te bouwen na het verlies van hun job. Ze verweven hun persoonlijke levens met een reflectie op het leven na het stopzetten van de productie. Hoeveel tijd hebben we niet op het werk doorgebracht in plaats van met onze geliefden? Hoe vaak hebben we solidariteit ingeruild voor een promotie? Bovenal gaat Il Capitale over tijd: over het voortdurend productief maken ervan, over een heden dat smelt als ijs, en de tijd die ons rest. Een lofzang op de waardigheid van werk en leven.

read more

Toelichting over Il Capitale. Un libro che ancora non abbiamo letto

Enige tijd geleden, aan het einde van de eerste lockdown, gingen we als Kepler-452 een belofte aan met onszelf, namelijk dat we niet zouden vergeten wat er gebeurd was, dat we niet zouden meegaan in een zorgeloze doorstart van het land en zomaar zouden vergeten wat we in die vreemde periode hadden meegemaakt. Toen de situatie zowel op het podium als bij het publiek weer normaliseerde, hadden we dus nog een belofte na te komen: we wilden de nasleep van de pandemie onderzoeken, te beginnen met het moment waarop in de zomer van 2021 het verbod op ontslagen werd opgeheven. In die context wilden we absoluut Het Kapitaal van Karl Marx onder handen nemen. Dat klonk in eerste instantie beangstigend, maar we houden onszelf ook al heel lang voor dat we niet bang hoeven te zijn voor de klassiekers, dat we zo goed mogelijk moeten proberen die e onze taal te laten spreken, namelijk die van een absurd en complex heden. Die vreemde combinatie tussen de ontslaggolf tijdens de pandemie enerzijds en het lezen van Marx’ Kapitaal anderzijds deed ons bedenken dat we verder moesten kijken dan onze gebruikelijke omgeving, en dat bracht ons bij de permanente bezetting van de GKN-fabriek in Campi Bisenzio.
[…]

In het midden van Italië ligt een industriegebied. Het vergt niet veel verbeelding: het is een industriegebied net zoals ieder ander.

In dat industriegebied staat een fabriek, gewoon een grote loods, verloren in de vlakte, in de mist en blootgesteld aan felle wind.

Iemand heeft die daar neergezet, en daar staat ze. Zoals voor bijna iedere plek op aarde, denkt niemand aan die loods, niemand herinnert zich haar, behalve zij die er elke dag en elke nacht naartoe gaan. Zij denken er niet alleen aan, maar ernaartoe gaan is hun leven, of toch een flink stuk van hun leven.

Daar, onder die loods, staan machines die assen maken, auto-onderdelen, die de motor verbinden met de wielen. De machines hebben namen als: freesmachine, draaibank, halfautomatische cel, verwarmingseenheid, rotoflò en andere onbekende namen.

In deze fabriek heeft iedereen een bijnaam, heeft iedereen iets.

N. is zestig, hij is klein, mager en komt uit Molise. Toen hij bloed ging geven, kwam er haast niets uit. De eerste keer dat we hem ontmoeten, bij de wachtpost, staat hij op, zo klein als hij is, en zegt: zolang ik hier ben, komt er niemand doorheen. En wij geloven hem. Hij heeft twee oude Cinquecento’s: een rode en een zwarte.

S. vertelt: eerst begreep mijn jongste zoon er niets van, nu zegt hij elke keer als ik naar buiten ga om de nachtshift voor mijn rekening te nemen: goede wacht, pappa.

T., die schoonmaakster was, zegt dat toen ze naar het arbeidsbureau ging, iedereen jonger was dan zij, piepjong, net van de universiteit. Ze wisten allemaal hoe ze managementsoftware moesten gebruiken waarvan zij de naam niet eens kende. Dus dacht ze dat ze belachelijk was, op haar leeftijd, daar tussen al die jong mensen die slimmer zijn dan zij. Hoe stom van me, zegt ze.

F. zette graag stukken in elkaar. Hij verloor zijn ouders toen hij dertien was en zegt dat als je eenmaal een wees bent, je dat altijd blijft, zelfs als je veertig bent. Hij zegt dat de fabriek zijn familie is, dat als hij een probleem had, hij wist dat de collega met wie hij stukken in elkaar zette hem goede raad zou geven. Het idee dat een familie op een bepaald moment zou kunnen sluiten, is onvoorstelbaar. Want families kunnen sterven, maar dat ze kunnen sluiten, daar hebben we nooit aan gedacht.
[…]

We liepen door de poorten van GKN, begonnen vragen te stellen (waarbij we aanvankelijk werden aangezien voor agenten van de DIGOS-antiterreurbrigade) bladerden door Marx’ boek in de tenten van de bezetters. We hoorden vele verhalen van arbeiders die met ontslag werden bedreigd. Eén gedachte ging voortdurend door ons hoofd: “zo werkt de markt nu eenmaal.” Fabrieken openen, fabrieken sluiten, de markt evolueert. We kunnen er niets aan doen, het spijt ons. Er viel dus weer een andere kloof te dichten, en dit keer een innerlijke, veroorzaakt door het gevoel van de onvermijdelijkheid van het kapitalisme, door het gevoel dat “de geschiedenis al geschreven is,” dat “there is no alternative,” wat de strijd van een groep arbeiders achterhaald maakte, een relict, iets typisch voor de twintigste eeuw. Kan theater een ander verhaal laten horen? Kan de aanwezigheid van deze arbeiders op het toneel getuigen van de vitaliteit van een politiek en menselijk discours dat allesbehalve uit de tijd of overtijd is?

De verhalen van Tiziana, Felice en Iorio zijn slechts drie voorbeelden van hoe de acht uur per dag werktijd “verkocht tegen een juiste prijs” geen tijd is buiten het leven, zoals Het Kapitaal het stelt, maar dat die tijd deel uitmaakt van het leven. Deze drie mensen zijn, net als vele anderen, onbewuste kenners van Marx’ twaalfhonderd pagina’s lange theoretische uiteenzetting. Zij zijn het levende bewijs dat er, naast banenverlies, delokalisatie en wijdverbreide werkloosheid ook een veel ergere dreiging bestaat, waarover met geen woord wordt gerept: namelijk dat in een fase waarin het kapitalisme in crisis verkeert, de arbeid van zijn rechten wordt beroofd en het ongebreidelde winstbejag het menselijk bestaan in een onophoudelijke neerwaartse spiraal mee kan sleuren, dat bestaan wordt herleid tot een individueel, eenzaam, doelloos, leeg, waardeloos iets. En er wordt met geen woord over gerept omdat we deze achter-
uitgang met z’n allen al veel te lang gewillig ondergaan.
[…]

Het centrale thema van deze voorstelling, en misschien ook wel van Marx’ werk, is de tijd. In de permanente bezetting van GKN is de tijd dankzij een vreemde alchemie bevrijd van de productiedruk, van het aantal stukken dat in een bepaalde tijd gemaakt moet worden. Tussen die tenten en die slapende fabriek worden de arbeiders en wij die ons daar wagen ons bewust van iets wat we vele jaren uit het oog waren verloren: de manier waarop we onze tijd gebruiken.   

  • Kepler-452
→ see also: Leesclub, Scholen

Presentatie: Kunstenfestivaldesarts, Théâtre Les Tanneurs
Een project van: Kepler-452 | Dramaturgie en regie: Enrico Baraldi, Nicola Borghesi | Met: Nicola Borghesi, Tiziana De Biasio, Felice Ieraci, Francesco Iorio - GKN Workers Factory Collective | Met de medewerking van: Dario Salvetti | Belichting en scenografie: Vincent Longuemare | Geluidsontwerp: Alberto Bebo Guidetti | Videos en documentatie: Chiara Caliò | Technisch-wetenschappelijk advies rond Das Kapital van Karl Marx: Giovanni Zanotti | Regie assistente: Roberta Gabriele | Stage hand: Andrea Bovaia | Licht- en videotechnicus: Giuseppe Tomasi | Geluidstechnicus: Francesco Vacca | Decor en rekwisieten gerealiseerd in het atelier van ERT | Atelier verantwoordelijke en hoofdtimmerman: Gioacchino Gramolini | Decoratrices: Ludovica Sitti met Sarah Menichini, Benedetta Monetti, Rebecca Zavattoni | Iconografische onderzoek en affichebeeld: Letizia Calori | Foto: Luca Del Pia
Productie: Emilia Romagna Teatro ERT/Teatro Nazionale
Met dank aan: Stefano Breda en Cantiere Camilo Cienfuegos van Campi Bisenzio
Performances in Brussel met de steun van het Italiaans Instituut voor Cultuur in Brussel en de Italiaanse Ministerie van Cultuur

website by lvh