10 — 12.05, 14.05, 15.05, 17 — 19.05.2019
François Chaignaud & Marie‑Pierre Brébant Parijs
Symphonia Harmoniæ Cælestium Revelationum
muziek / dans / tentoonstelling — premiere
⧖ 2h30 | € 18 / € 15
Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum is de titel van het muzikale oeuvre van Hildegard von Bingen, een 12e-eeuwse Benedictijner non, mystica, theologe, geneeskundige en musica. François Chaignaud en Marie-Pierre Brébant nodigen het publiek uit om tijdens een drie uur durende sessie zich te laten onderdompelen in haar volledige cyclus van 69 monodieën. Ze brengen de liederen uit het hoofd en met begeleiding van de bandura, een traditioneel Oekraïens snaarinstrument. Hun lichamen worden een muzikaal archief, dat ons lied na lied, confronteert met een andere blik op de wortels van de westerse cultuur. Het werk van Hildegard von Bingen wordt gekenmerkt door het gebruik van toonsoorten die gemakkelijk vreemd kunnen klinken voor de Europese muziektraditie. Chaignaud en Brébant verklanken de tonale anomalieën die ooit de kern van de westerse cultuur vormden, maar verdwenen zijn in de moderne canon. Hun verkenning van ons muzikale en spirituele verleden bevindt zich op de grens van een meditatieve installatie, concert en contemplatieve choreografie. De combinatie van dans, stem en bandura culmineert in een extatisch visioen dat de vleselijke relatie met het goddelijke opnieuw blootlegt.
Zie ook: Free School: Medieval Singing Class
Te beluisteren: Symphonia Hildegardia, onze vier podcasts over Hildegard von Bingen, in gang gezet door Symphonia Harmonyæ Cælestium Revelationum. Luister naar de 4 afleveringen van Symphonia Hildegardia op onze website, of op SoundCloud (in het Frans).
Hildegard: de volledige tijd
Bijna duizend jaar zijn op deze wereld verstreken en alles wat Hildegard van Bingen heeft voortgebracht is voor ons nu ondoorgrondelijk, mysterieus en boeiend.
Deze in 2012 heiligverklaarde vrouw is louter nog door haar opeenvolgende maskers te kennen: die van de non, de botanicus, de visionair, de muzikante. Een caleidoscoop van reflecties, waarvan de contouren moeilijk te vatten zijn. Maar Hildegard was ooit een mens van vlees en bloed, die mensen kende en bezielde. We weten haar geboorte- en sterfdatum; haar geschriften getuigen van wat ze heeft beleefd en we kunnen nog steeds bladzijden omslaan die haar eigenste vingers ooit aanraakten. Doch Hildegard is ook een fictief personage, een schepsel-schepper op wie we, eeuw na eeuw, onze wensen en fantasieën projecteren.
Het oeuvre van de abdis bezit de ontwapenende schoonheid van het mysterie. Een raadsel dat des te ondoorgrondelijker is omdat we niet weten of het te wijten is aan onze onwetendheid dan wel louter de vrucht is van haar genialiteit. De sporen die ze ons naliet, kunnen we slechts met nederigheid benaderen. De geschiedkunde mag dan op een aantal aspecten van haar oeuvre een licht werpen, de confrontatie ermee blijft omhuld met het duister van een directe ervaring zonder filter.
Jarenlang ontcijferden Marie-Pierre Brébant en François Chaignaud de twee 12de-eeuwse manuscripten die het volledige aan Hildegard toegeschreven muzikale oeuvre bevatten. Gefascineerd door zijn homogeniteit besloten ze dit archief te beschouwen als een lange partituur, die ze stap voor stap hebben gevolgd, zoals men een onbekend wandelpad volgt. Om de manuscripten te kunnen lezen, leerden ze het hybride notenschrift ervan – een combinatie van moderne notenbalken en neumen – te ontcijferen.
Door de lange omgang met die materie, door het geleidelijk en voortdurend verkennen van haar specifieke modus, van haar ornamenten en melismen zijn ze vertrouwd geraakt met de verschillende werelden die in de partituren vervat zijn: een landelijke wereld vol klanken en gezang, een door orfische bruggen doorkruiste en met kosmische geuren vervuld magisch universum, en tot slot een kloosterwereld die bestaat uit regels, onthechting en ambities.
Hildegard schrijft de Symphonia harmoniae caelestium revelationum in de jaren 1150. Ze is dan vijftig en haar visioenen zijn net als waar erkend door paus Eugenius III, die haar opdraagt ze in een boek te compileren. Ze verlaat de gemeenschap van de abt Kuno van Disibodenberg, om op een heuvel bij Bingen een klooster voor alleenstaande vrouwen te stichten. Terwijl het nieuwe klooster wordt gebouwd en het schrijfproces van haar Scivias (‘Ken de wegen van de Heer’) in volle gang is, begint ze aan de ontwikkeling van een denkbeeldige taal, componeert ze een muzikaal drama en onderhoudt ze een uitgebreide briefwisseling. Daarnaast verzamelt ze ook nog hymnes en sequensen voor de misdiensten. Eugenius III heeft haar opgedragen te schrijven en Hildegard gehoorzaamt gezwind. Maar ze beperkt zich daarbij niet tot haar visionaire gaven.
Ze is op het toppunt van haar kunnen en kiest ervoor liturgische liederen aan het nageslacht door te geven. Ze besteedt aan haar muziek eenzelfde aandacht als aan haar hagiografieën en openbaringen. Daarmee geeft ze ons vandaag, hoe ver we de stroom des tijds ook zijn afgevaren, de kans om woorden en melodieën te horen die ooit zijn uitgesproken door lichamen waarvan we niets – zelfs niet de herinnering – hebben bewaard.
Al kunnen wij Hildegards bedoeling niet meer doorgronden, haar oeuvre is intact gebleven. Die muziek, met haar poëzie, haar spanning, haar vorm is nog steeds relevant en, bovenal, ze doet ons nadenken over ons hier en nu, over onze gewoonten. We hoeven alleen maar te luisteren.
Die signalen komen uit een gesloten, georganiseerde wereld, een wereld waarvan de complexiteit niet gestoeld is op menselijke onkunde, maar op het onuitspreekbaar goddelijke. De mens heeft zichzelf nog niet tot doel gesteld het allereerste begin te ontrafelen; hij streeft er alleen maar naar de relaties tussen de fysieke, de denkbeeldige en de spirituele wereld te vatten. De macht om dingen te transformeren berust nog louter bij de hemelse machten: de schepping, ook in de kunsten, is een voorrecht van de Schepper.
De Symphonia verandert de wereld dus niet; ze vertelt erover. Het is een verlengstuk van wat is, een actief spoor van de deelname van de nonnen van Bingen aan de schoonheid van het universum. Het werk heeft geen andere bedoeling dan eerlijk te zijn, dan mooi te zijn op het moment dat het wordt uitgevoerd. Het is precies het tegenovergestelde van afleiding: het wil de luisteraars niet aan de werkelijkheid onttrekken, maar ze integendeel intensief aan de harmonieuze ordening van de wereld laten deelnemen.
Die ongelooflijke muziek heeft niets met artificiële tijdsindelingen. Ze volgt niet de lineaire tijd van gebeurtenis en vooruitgang, maar de circulaire tijd van de herinnering of van de overgave aan zichzelf. Haar maatstaf is het menselijk denken, de hartslag, de stemming van het moment of de warmte van een haardvuur. Haar melodisch verloop bootst de natuurlijke harmonieën na, treedt in het spoor van de klanken die door de Romaanse gewelven weergalmen, met hun kalmerende klankversmeltingen. Als we de tientallen onderdelen van de Symphonia achterelkaar beluisteren, versmelten ze tot een unieke, knetterende golving – het is een vlam, een hart, een oefening in pure aanwezigheid.
Er is nu eens dageraad, dan weer een volle middagzon of een schemering, het zijn barre winters en lange zomeravonden, echo’s van bergen en hemelse slaapliedjes. De snaren van Marie-Pierre Brébants bandura glinsteren. Dit Oekraïense instrument, dat de kenmerken van de luit en de harp combineert, bespeelt ze in de Pythagorische stemming. Wellicht afkomstig uit Turkije kreeg het zijn vorm van de Italianen en werd het omarmd door de Kozakken – een wereld die weinig op die van Hildegards muziek lijkt. Toch blijkt de bandura een ware bondgenoot van haar partituren, door er een nieuwe stem aan te verlenen. Tegelijk Davids kithara en de lier van de engelenschaar combineert het instrument de zoetheid van de Hof van Eden met de metalen spanning van zijn snaren: zowel hemels als aards.
Afgelijnde schaduwen tonen François Chaignauds spieren aan het werk. We zien het diepe inademen, de spanning in de borst, de luchtstroom die ontsnapt en terugkeert; we zien het lied uit zijn lichaam vloeien. De monodie is een smalle doorgang, een pad der nederigheid: om zich ten volle te ontplooien heeft de harmonie tijd nodig. De zanger is getuige van een unieke plek, hij kiest een welbepaald punt, in hem komt alles samen. De partituur mag nog zo oud zijn, het is een oefening in aanwezig zijn, een manier om één te zijn met het hier en nu. […]
Op het toneel is de kosmos de neume – die noot van vóór de notenbalk. Een brug, een romaans podium dat kunstenaars doorkruisen, innemen, ontwijken. Het is het toneel van het bestaan, met zijn verrukkingen en momenten van woede, zijn hoopvolle maar ook dramatische tijden. Het toneel van alles dat was, is en zal zijn. De toeschouwers kunnen erbij gaan zitten of liggen, ernaar luisteren en kijken, erbij wegdromen, mediteren, de muziek doorvoelen, of erbij slapen en observeren, zich laten verrukken, ontroeren en bewegen. Ze kunnen opstaan en elders gaan zitten, van de ene naar de andere oever gaan. De Symphonia ervaren is als plaatsnemen in een harmonie die ons bevattingsvermogen in alle opzichten overstijgt.
Léo Henry
•••
Léo Henry (°1979, Straatsburg) is een Franse auteur en scenarioschrijver. Na een masteropleiding in de moderne literatuur reisde Léo Henry naar de Verenigde Staten en woonde hij in Brazilië. Vanaf het einde van de jaren 2000 begon zijn samenwerking met Jacques Mucchielli (overleden in 2011), met wie hij vier boeken heeft uitgegeven. Moderniteit en populaire muziek behoren tot zijn favoriete onderwerpen. In april 2018 publiceerde Léo Henry het boek Hildegarde, een biografische roman over de figuur van de Duitse non, componist, dichteres en botanicus Hildegard van Bingen, die hij nu als zijn meesterwerk beschouwt (uitgegeven bij La Volte).
Concept en uitvoering: François Chaignaud en Marie-Pierre Brébant
Gebaseerd op het muzikale oeuvre van Hildegard von Bingen (1098-1179).
Muzikale bewerking: Marie-Pierre Brébant
Scenografie: Arthur Hoffner
Lichtontwerp: Philippe Gladieux, Anthony Merlaud
Geluidsontwerp en plaatsing in de ruimte: Christophe Hauser
Artistieke samenwerking: Sarah Chaumette
Kostuums: Cédrick Debeuf, Loïs Heckendorn
Tatoeages ontwerp: Loïs Heckendorn I Afdrukken: Micka Arasco
Regie: Anthony Merlaud / François Boulet
Latijnse prosodie: Angela Cossu
Administratie en productie: Barbara Coffy-Yarsel, Chloé Schmidt, Jeanne Lefèvre, Clémentine Rougier
Spreiding: Sarah de Ganck / ART HAPPENS
Productie: Vlovajob Pru – Vlovajob Pru wordt gefinancierd door het Ministerie van Cultuur (DRAC Auvergne Rhône-Alpes) en het Conseil Régional d’Auvergne-Rhône-Alpes
Coproductie: Kunstenfestivaldesarts, Bonlieu Scène nationale (Frankrijk), PACT Zollverein (Duitsland), Centre chorégraphique national de Caen en Normandie – leiding Alban Richard in het kader van "l'Accueil-Studio" / Ministère de la Culture (Frankrijk), BIT Teatergarasjen Bergen (Noorwegen), Arsenal/Cité musicale Metz (Frankrijk), CN D Centre national de la danse (Frankrijk), MC93 Maison de la Culture Seine-Saint-Denis Bobigny (Frankrijk), Les 2 Scènes, Scène nationale de Besançon (Frankrijk), La Bâtie, Festival de Genève (Zwitserland), TANDEM Scène nationale
Met de steun van: Villa Noailles, Centre national de la danse (residentie), BoCA (Biennale of Contemporary Art) Porto (Portugal), La Métive Moutier d'Ahun (residentie), FRAC Franche Comté, Besançon (residentie), Les Subsistances Lyon (residentie), French Institute en the French Embassy in Belgium, in het kader van Extra
Dank aan: Lucie Jolivet, Lyubomyr Shevchuk, Catherine Schroeder, Léo Henry, Eugénie de Mey






